Interpretatie van EMG- en NCS-resultaten

elektrische activiteit, elektrische impuls, elektrische signaal, maar zijn, maar zijn minder, motorische zenuw

Elektromyografie (EMG) en zenuwgeleidingstudies (NCS) zijn waardevolle diagnostische hulpmiddelen die neurologen helpen bij het vinden en bepalen van de oorzaken van ziekten die de spieren en perifere zenuwen beïnvloeden. In EMG wordt een kleine naald in een spier ingebracht om de elektrische activiteit te meten. In zenuwgeleidingstudies worden elektroden op de huid geplaatst die over een zenuw ligt en andere opname-elektroden worden op een ander punt op dezelfde zenuw bevestigd.

Er wordt een kleine schok toegepast en de elektrische impuls wordt geregistreerd.

Hoewel EMG en NCS verschillende tests zijn, worden ze vaak samen gebruikt omdat de informatie die bij elke test wordt verkregen, gratis is. De twee tests samen hebben de neiging om meer informatief te zijn dan dat ze alleen worden gebruikt, behalve in specifieke situaties.

NCS-resultaten begrijpen

Het elektrische signaal dat langs de axon van een zenuw wordt verzonden, wordt actiepotentiaal genoemd. In zenuwgeleidingstudies worden deze actiepotentialen kunstmatig gegenereerd door elektrische stimulatie om te beoordelen hoe het axon reageert.

Er zijn twee hoofdgedeelten van een zenuwgeleidingsstudiegevoelige en motorische. Opname van een sensorische zenuw geeft een sensorisch zenuwactiepotentiaal (SNAP) en opname van een spier levert een samengesteld spieractiepotentieel (CMAP) op.

Andere termen die u in een EMG- of NCS-rapport tegenkomt, zijn onder meer: ​​

  • Amplitude: Het elektrische signaal wordt weergegeven als een golf en de amplitude is de hoogte.
  • Conductiesnelheid (CV): De geleidingssnelheid beschrijft de snelheid waarmee de elektrische impuls langs de zenuw beweegt.
  • Duur:Dit beschrijft de breedte van een elektrische golf.
  • Conductieblok:Dit is de vermindering van een signaal over een anatomisch gebied zoals de pols. Dit suggereert zenuwopsluiting, zoals bij carpaal tunnelsyndroom.
  • F-reflex: De F-golf is een soort elektrische echo, waarbij de impuls naar de ruggengraat reist en vervolgens terug langs dezelfde vezel. Het geeft daardoor een gevoel van geleiding over de gehele lengte van een motorische zenuw.
  • H reflex: De H-golf is het elektrische equivalent van een reflex in het been. Een impuls reist via een gevoelszenuw naar het ruggenmerg en reist vervolgens terug langs een motorische zenuw.

Deze metingen geven informatie over zowel motorische als sensorische componenten van het perifere zenuwstelsel. Ze suggereren ook of het axon of de myelineschede van zenuwen meer beschadigd is door een neuropathie. Myeline helpt actiepotentialen sneller te reizen, en dus wordt bij problemen met myeline (myelinopathieën) de geleidingssnelheid verlaagd. Bij problemen met het axon (axonopathieën) kunnen intacte vezels signalen met normale snelheden geleiden, maar er zijn minder vezels, wat leidt tot een zwakker signaal en afgenomen amplitude.

EMG-resultaten begrijpen

Wanneer een EMG wordt uitgevoerd, wordt elektrische activiteit van spiervezels gemeten en gedemonstreerd als golven op een scherm en statisch-achtige geluiden die op een luidspreker worden gespeeld. De technicus luistert naar deze geluiden en kijkt naar de monitor om afwijkingen op te sporen.

Wanneer een zenuw een te samentrekken spier stimuleert, is het resultaat een korte uitbarsting van elektrische activiteit, een actiepotentiaal van een motoreenheid (MUP).

Bij ziekten van perifere zenuwen beginnen spieren soms zelf spontaan te werken. Dit kan door EMG worden gedetecteerd als fibrillaties en positieve scherpe golven op de monitor. Soms veroorzaakt de afwijking zichtbare spiertrekkingen die fasciculaties worden genoemd.

Als een zenuw gewond is geraakt en zich vervolgens weer laat hellen, heeft de zenuw de neiging zich te vertakken om een ​​groter gebied op te nemen. Dit veroorzaakt abnormaal grote MUP’s. Als MUP’s abnormaal klein of kort zijn, duidt dit op de aanwezigheid van een ziekte van een spier (een myopathie).

Artsen die de EMG-resultaten interpreteren, kunnen ook de term ‘wervingspatroon’ vermelden. Als een spier wordt samengetrokken, signaleren zenuwvezels meer en meer stukjes spier (motoreenheden genoemd) om mee te helpen.

Bij een neuropathische aandoening is de amplitude van verschillende motoreenheden sterk, maar er zijn er minder omdat de zenuw niet in staat is om zoveel eenheden aan te sluiten. In myopathieën is het aantal motoreenheden normaal, maar de amplitude is kleiner.

Het patroon van elektrische ontladingen van de spier kan aanvullende informatie geven over de oorzaak van het probleem en kan zelfs helpen bepalen hoe lang een probleem aanwezig is geweest.

De interpretatie van EMG en NCS’s is niet altijd eenvoudig en leidt niet altijd tot slechts één mogelijke diagnose, maar de tests kunnen het aantal diagnosemogelijkheden verminderen.

Like this post? Please share to your friends: