Kluver-Bucy Syndroom

temporale kwab, Heinrich Klüver, betrokkenheid temporale, Deze apen

Het Klüver-Bucy-syndroom werd het eerst beschreven door neuropsycholoog Heinrich Klüver en neurochirurg Paul Bucy. Het verhaal van dit syndroom begint met een cactus.

Mescaline is een chemische stof, afgeleid van een cactus, die levendige hallucinaties veroorzaakt. Het werd bestudeerd (soms heel persoonlijk) door de psycholoog Heinrich Klüver, die opmerkte dat apen die mescaline kregen vaak op hun lippen sloegen, wat hem deed denken aan patiënten met aanvallen die voortkomen uit de temporale kwab.

Om te proberen het door mescaline getroffen hersengebied te vinden, werkte het paar met een agressieve aap genaamd Aurora. Ze verwijderden een groot deel van Aurora’s linker temporale kwab, vanwege de associatie van de lob met aanvallen, om het onder een microscoop te onderzoeken. Toen Aurora wakker werd, was haar eerder agressieve houding verdwenen en was ze in plaats daarvan kalm en tam.

Symptomen

Op dit moment verloor Heinrich Klüver de interesse in mescaline en concentreerde zich in plaats daarvan op de temporale kwab. In een reeks verschillende procedures en testen op 16 apen, vonden Klüver en Bucy dat apen met bilaterale temporaalkwaboperatie vaak de volgende symptomen hadden:

  • Psychische blindheid – Dit is een term die een gebrek aan betekenis betekent in wat er werd bekeken, en de aap zou steeds hetzelfde object zien. In de woorden van de onderzoekers, "leek de aap net zo graag de tong van een sissende slang, de mond van een kat, een draadkooi of een wagen als een stuk voedsel te onderzoeken." Dit gedrag weerspiegelt waarschijnlijk een gebrek aan angst vanwege het verwijderen van de amygdala en een gebrek aan salience vanwege de betrokkenheid van de temporale lob in het salience-netwerk.

  • Mondelinge neigingen – Als een heel klein kind evalueerden de apen alles om zich heen door het allemaal in hun mond te stoppen. De apen probeerden hun hoofd door kooistralen te drukken om dingen met hun mond aan te raken, en vaak gebruikten ze nooit hun handen.

  • Veranderingen in het dieet – Deze apen aten meestal fruit, maar na de operatie begonnen de apen grote hoeveelheden vlees te accepteren en te consumeren.

  • Hypermetamorfose – De apen hadden een bijna onweerstaanbare drang om de dingen in hun ogen te volgen. Met andere woorden, de apen waren wat psychologen ‘stimulusgebonden’ noemen: alles wat hun gezichtsveld overschrijdt, lijkt hun volledige aandacht te vereisen.

  • Veranderd seksueel gedrag – Deze apen raken erg seksueel geïnteresseerd, zowel alleen als met anderen.

  • Emotionele veranderingen – De apen werden erg kalm met minder angst. Gezichtsuitdrukkingen gingen een aantal maanden verloren maar kwamen na verloop van tijd weer terug.

Bij de mens is gemeld dat auto-immuun- en herpesencefalitis het Klüver-Bucy-syndroom veroorzaken bij de mens. Het is echter zeldzaam dat alle delen van het syndroom zeldzaam zijn – waarschijnlijk omdat het syndroom in werkelijkheid kunstmatig was geïnduceerd en grote delen van de hersenen had aangetast die normaal niet samen zouden worden beschadigd.

Het eerste volledige geval van het Klüver-Bucy-syndroom werd gemeld door de artsen Terzian en Ore in 1955. Een 19-jarige man had plotselinge aanvallen, gedragsveranderingen en psychotische trekken. Eerst werden de lobben aan de linker- en rechterkant verwijderd. Na de operatie leek hij veel minder gehecht aan andere mensen en hij was zelfs behoorlijk koud voor zijn familie. Tegelijkertijd was hij hyperseksueel en wendde hij zich vaak tot mensen die langskwamen, mannen of vrouwen.

Hij wilde constant eten. Uiteindelijk werd hij in een verpleeghuis geplaatst.

Zoals veel klassieke neurologische syndromen, kan het Klüver-Bucy-syndroom uiteindelijk om historische redenen belangrijker zijn in plaats van voor de onmiddellijke toepassing ervan bij patiënten. De eerste studie werd gepubliceerd in 1937. De rapporten van Klüver en Bucy kregen veel publiciteit in die tijd, gedeeltelijk als gevolg van het aantonen van de betrokkenheid van de temporale kwab bij het interpreteren van de visie. Bovendien voegde de studie toe dat er steeds meer erkenning kwam voor het feit dat bepaalde hersengebieden unieke functies hadden, die verloren gingen als die regio van de hersenen beschadigd was.

Klüver theoretiseerde in de jaren vijftig dat de temporale kwab de rol had van het dempen en reguleren van emoties als reactie op omgevingsfluctuaties. Dit is vergelijkbaar met sommige theorieën vandaag over netwerken in de hersenen die salience beheersen. Wetenschap is gebouwd op het werk van anderen, en hoewel het Klüver-Bucy-syndroom niet erg gebruikelijk is, zijn de effecten ervan op de neurowetenschap tegenwoordig nog steeds overal in de neurologie voelbaar.

Like this post? Please share to your friends: